Grammatica woordbenoeming

Je hebt 14 van de 15 vragen goed beantwoord.
Your score was: 93 %

14/15 vragen goed → vmbo/mavo leerjaar 4 of hoger  (Taalniveau 2F/3F of hoger)

13 vragen goed → vmbo/mavo leerjaar 3 (Taalniveau 2F)

12 vragen goed → vmbo/mavo leerjaar 2 (Taalniveau 2F)

11 vragen goed → vmbo/mavo leerjaar 1 (Taalniveau 1F)

10 of minder vragen goed → lager dan vmbo/mavo leerjaar 1 (Taalniveau 1F)

*De uitslag van deze test geeft je een indicatie van het niveau waarop je dit onderdeel van de Nederlandse taal beheerst.

Antwoorden

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

1. Veel jongeren zitten uren met hun telefoon in de hand.

bijvoeglijk naamwoord

zelfstandig naamwoord

bijwoord

lidwoord

Jouw antwoord:

bijvoeglijk naamwoord

zelfstandig naamwoord

bijwoord

lidwoord

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

2. Veel jongeren zitten uren met hun telefoon in de hand.

hulpwerkwoord

zelfstandig werkwoord

koppelwerkwoord

zelfstandig naamwoord

Jouw antwoord:

hulpwerkwoord

zelfstandig werkwoord

koppelwerkwoord

zelfstandig naamwoord

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

3. Veel jongeren zitten uren met hun telefoon in de hand.

aanwijzend voornaamwoord

betrekkelijk voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord

persoonlijk voornaamwoord

Jouw antwoord:

aanwijzend voornaamwoord

betrekkelijk voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord

persoonlijk voornaamwoord

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

4. Veel jongeren zitten uren met hun telefoon in de hand.

lidwoord

betrekkelijk voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord

voorzetsel

Jouw antwoord:

lidwoord

betrekkelijk voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord

voorzetsel

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

5. Die vriend van hem kijkt om de twee minuten op zijn telefoon.

aanwijzend voornaamwoord

betrekkelijk voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord

persoonlijk voornaamwoord

Jouw antwoord:

aanwijzend voornaamwoord

betrekkelijk voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord

persoonlijk voornaamwoord

Score 0 of 1

Vraag:

Multiple choice question

6. Die vriend van hem kijkt om de twee minuten op zijn telefoon.

aanwijzend voornaamwoord

betrekkelijk voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord

persoonlijk voornaamwoord

Jouw antwoord:

aanwijzend voornaamwoord

betrekkelijk voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord

persoonlijk voornaamwoord

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

7. Die vriend van hem kijkt om de twee minuten op zijn telefoon.

hulpwerkwoord

zelfstandig werkwoord

koppelwerkwoord

zelfstandig naamwoord

Jouw antwoord:

hulpwerkwoord

zelfstandig werkwoord

koppelwerkwoord

zelfstandig naamwoord

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

8. Die vriend van hem keek gisteren om de twee minuten op zijn telefoon.

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

bijwoord

telwoord

Jouw antwoord:

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

bijwoord

telwoord

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

9. Die vriend van hem keek gisteren om de twee minuten op zijn telefoon.

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

bijwoord

telwoord

Jouw antwoord:

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

bijwoord

telwoord

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

10. Die vriend van hem keek gisteren om de twee minuten op zijn telefoon.

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

bijwoord

telwoord

Jouw antwoord:

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

bijwoord

telwoord

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

11. Hij heeft zich voorgenomen minder te gaan kijken.

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

bijwoord

persoonlijk voornaamwoord

Jouw antwoord:

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

bijwoord

persoonlijk voornaamwoord

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

12. Hij heeft zich voorgenomen minder te gaan kijken.

hulpwerkwoord

zelfstandig werkwoord

koppelwerkwoord

zelfstandig naamwoord

Jouw antwoord:

hulpwerkwoord

zelfstandig werkwoord

koppelwerkwoord

zelfstandig naamwoord

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

13. Het liefst wil hij geregeld een uur niet kijken.

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

bijwoord

persoonlijk voornaamwoord

Jouw antwoord:

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

bijwoord

persoonlijk voornaamwoord

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

14. De telefoon die hij heeft, heeft onbreekbaar glas.

aanwijzend voornaamwoord

betrekkelijk voornaamwoord

bijwoord

persoonlijk voornaamwoord

Jouw antwoord:

aanwijzend voornaamwoord

betrekkelijk voornaamwoord

bijwoord

persoonlijk voornaamwoord

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

15. Het is een dure telefoon.

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

bijwoord

aanwijzend voornaamwoord

Jouw antwoord:

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

bijwoord

aanwijzend voornaamwoord